PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

2.2.2 Energieproductie en -consumptie, mobiliteit en vervoer van personen: verhouding tot het bbp in België

De olieschokken buiten beschouwing gelaten, zijn de energieconsumptie en het personenvervoer toegenomen in België aan een tempo dat bijna even hoog is als dat van het bruto binnenlands product (bbp). De directe druk van die consumptie is anders geëvolueerd. De co2-uitstoot als gevolg van de consumptie, bleef groeien als het bbp toenam. De emissies van ozonvoorbereidende gassen bleven stabiel.

Definitie

Figuur 2.5 geeft tegelijk de evolutie van het bbp, de bruto binnenlandse energieconsumptie in ton olie-equivalent (toe, zie 2.2.1), het personenvervoer in aantal afgelegde kilometer  of reizigerskilometer1. Dat laatste is het aantal afgelegde kilometer per persoon (passagier of bestuurder) per jaar, ongeacht het vervoermiddel. Bij  die  indicatoren  komt  nog de energie-intensiteit  (nl. de verhouding tussen de bruto binnenlandse energieconsumptie en het bbp) en  de transportintensiteit (de verhouding tussen het  aantal reizigerskilometer en het bbp). Figuur 2.6 geeft dezelfde informatie in een andere grafische vorm. Per jaar geeft ze de hoeveelheid verbruikte energie en de reizigerskilometers in België weer naargelang het bbp van dat jaar. Daardoor komt het verband tussen het bbp en  de energieconsumptie en het personenvervoer beter tot uiting.

Figuur 2.7 koppelt de hoeveelheid koolstofdioxide (co2) uit de energieconsumptie aan de evolutie van het bbp. co2 komt vooral voort uit de verbruikte fossiele energie (± 90%).

Figuur 2.8 toont het verband tussen de ozonvoorbereidende gassen uit alle economische activiteiten en het bbp. De ozonvoorbereidende gassen zijn koolstofmonoxide (co), niet-methaanhoudende vluchtige organische stoffen (vos-nm), methaan (ch4) en stikstofoxiden (nox). Voor een deel komen ze uit de energieconsumptie, maar ook uit landbouw en solventen. Die gassen vormen, onder invloed van zonlicht, het troposferische ozon dat schadelijk is voor mensen en planten (zie 2.3.2).

Situatie en trend

De olieschokken deden tijdelijk de energieconsumptie dalen en de groei vertragen, na een lange periode waarin beide groeiden. De tegen-olieschok veroorzaakte een daling van de energieprijzen. Daardoor leefde de economie op en hernamen de energieconsumptie en het personenvervoer.

Figuur 2.5 toont dat de energie-intensiteit en de intensiteit aan personenvervoer na de tweede olieschok gemiddeld daalden (minder uitgesproken voor vervoer). Een stijging van het bbp die groter is dan die van de bruto binnenlandse energieconsumptie en van het aantal reizigerskilometers, kunnen die trend verklaren. Zoals figuur 2.6 toont, ging sinds 1990 elke toename van 1% van het bbp gepaard met gemiddeld 0,96% meer energieconsumptie en met 0,8% meer reizigerskilometers.

Aan de vraag naar energie werd vooral voldaan met fossiele energie (zie 2.2.1). Aan de vraag naar personenvervoer werd voldaan met de auto die op fossiele energie werkt. Bijgevolg ging sinds 1990 elke groei van 1% van het bbp samen met een gemiddelde toename van 0,34% van de co2-emissies (door verbranding van fossiele energiedragers). Andere vervuilende stoffen die voortvloeien uit consumptie van fossiele energie, zoals de ozonvoorbereidende gassen, stabiliseerden of verminderden terwijl het bbp klom, vooral dankzij de technologische vooruitgang.

Relevantie voor een duurzame ontwikkeling

Deze indicatoren tonen het verband tussen enerzijds de toename van het bbp en anderzijds de energieconsumptie en het personenvervoer. Daarnaast tonen ze het verband tussen de groei van het bbp en de druk die de energieconsumptie en het personenvervoer veroorzaken, in het bijzonder de emissies van koolstofdioxide (co2) en vluchtige organische stoffen (vos).

Telkens het bbp in de laatste 20 jaar groeide, stegen de energieconsumptie en het personenvervoer. Die trend vormt een probleem voor zover het verbruik gebaseerd is op vervuilende energie of risico-energie (bv. kernenergie). Wat de co2-uitstoot betreft, wordt slechts een zwakke loskoppeling vastgesteld sinds het einde van de tweede olieschok. Volgens vooruitzichten voor de komende 20 jaar zullen bij ongewijzigd beleid de co2-emissies blijven klimmen2 en de opwarming van de aarde bestendigen (zie 2.3.1). Die vooruitzichten gaan uit van een gemiddelde jaarlijkse groei van 2,2% tussen 1995 en 2010 en van 1,5% tussen 2010 en 2020 in de oeso-landen3.

De technologische vooruitgang is er in geslaagd om een sterke ontkoppeling4 tussen de vos-emissies en de toename van het bbp te bereiken. Dat is echter, sinds het einde van de tweede olieschok, nog niet gelukt voor co2-uitstoot.

De onomkeerbare impact op het milieu (bv. opwarming van het klimaat door co2-emissies, zie 2.3.1) en de gezondheidsproblemen voor de mens door verscheidene vervuilende stoffen die ontstaan uit verbranding van fossiele brandstoffen, zouden een hinderpaal kunnen vormen voor de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien.

Doelstelling

De doelstelling om de impact van menselijke activiteiten op de atmosfeer te verminderen, is voor België bepaald in verscheidene internationale verbintenissen. Die vloeien voort uit het Kyotoprotocol (van 2008 tot 2012 naar gemiddeld 7,5% minder broeikasgasemissies per jaar dan in 1990), uit het lrtap-verdrag en in het bijzonder uit het Göteborgprotocol over de verzuring en de ozon in de troposfeer (vos: -56% tussen 1990 en 2010, nox: -47% tussen 1990 en 2010, voorbeelden van polluenten waarvan de emissies moeten verminderen). Die doelstellingen staan in het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004 (zie ook 3.2).

1Raming op basis van enquêtes en tellingen door het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.

2Vooruitzichten tonen aan dat de emissies van de oeso-landen met zo'n 33% zouden stijgen tussen 1995 en 2020. oeso (2001). oecd Environmental Outlook, Parijs: oeso, blz. 157.

3oeso (2001). oecd Environmental Outlook, Parijs: oeso, blz. 59.

4Het concept van ontkoppeling verwijst in een context van durzame ontwikkeling naar de verhouding tussen de evolutie van het bbp en de milieudruk die voortvloeit uit consumptie en productie. Het ontkoppelen van die twee variabelen bestaat in het vergroten van de afstand tussen de groeicijfers van het bbp en van de milieudruk. Het concept wordt gemeten in elasticiteit tussen de beide. Een sterke ontkoppeling komt overeen met een elasticiteit lager dan 0. Een zwakke ontkoppeling geeft een elasticiteit tussen 0 en 1.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be